Joodse school Utrecht
.

Ontstaansgeschiedenis van de joodse school in Utrecht

Als op 8 augustus 1941 rijkscommissaris Seyss-Inquart bepaalt dat alle Joodse leerlingen het openbaar en bijzonder onderwijs moeten verlaten, is dat niet de eerste maatregel die het onderwijs treft. Al in februari 1941 zijn alle Joodse leerkrachten ontslagen en op wachtgeld gesteld. Daarbij is uitdrukkelijk gesteld dat die ontslagen leraren ook geen bijles mogen geven. 

Op 1 september krijgen alle joodse leerlingen te horen dat ze niet meer naar hun school mogen. Seyss-Inquart heeft bevolen dat er voor 1 oktober speciale Joodse scholen moeten komen in plaatsen waar er meer dan 40 Joodse kinderen zijn. De meeste gemeenten wachten af tot er nadere orders komen. In Utrecht komt wethouder Waslander redelijk snel in actie. Hij vraagt aan het Departement in Den Haag of hij ook schoolgebouwen mag vorderen. Dat mag, maar er is de uitdrukkelijke voorwaarde dat de nieuw te vormen joodse school niet in hetzelfde gebouw mag zitten als een ‘reguliere’ school.

Ook laat wethouder Waslander een onderzoek doen welke schoolgebouwen in Utrecht genoeg lege lokalen hebben om de joodse school in de vestigen. Er komen twee gebouwen in aanmerking: de openbare scholen aan de Draaiweg 29 (nu 51) en aan het Ondiep 63. Het advies van de onderzoekende ambtenaar luidt dat het gebouw aan het Ondiep het meest geschikt is.

Het hoofd der school van die laatste school, de heer Schuddeboom, ziet de bui al hangen en laat weten dat hij van een NSB onderwijzer in zijn team heeft gehoord dat de Wehrmacht van plan is het gebouw te vorderen. Als dat bericht gecontroleerd wordt, blijkt daar niets van te kloppen.


Waslander interpreteert het bevel dat de joodse school niet in hetzelfde gebouw mag zitten als een andere school vrij ruim. Als de joodse kinderen maar niet in contact komen met de niet-joodse kinderen, dan is het volgens hem geoorloofd, ook al zitten beide scholen onder één dak. Hij geeft aan Gemeentewerken de opdracht om in de gangen van Ondiep 63 een afscheiding te maken en om voor de school een fietsenhok te plaatsen voor de joodse leerlingen die vanuit de hele stad naar de joodse school komen.

Er is al een inventarisatie gemaakt van het aantal joodse kinderen in de stad en er zijn meer dan genoeg kinderen om een GLO en ULO-school te vormen.  Maar op de joodse scholen mag alleen les gegeven worden door joodse leerkrachten. Om die te vinden neemt Waslander contact op met Coördinatie Commissie, een in de oorlog door de joodse gemeenschap gestichte organisatie, die vooral op het gebied van het onderwijs actief is. Die commissie kan in Utrecht maar twee ontslagen, joodse onderwijzers vinden: Maria Gazan en Benjamin Meijer. Daarnaast zijn Eleazer Herschel uit Eibergen en Anna Schapira uit Elburg bereid om les te gaan geven op de joodse school.

Binnen anderhalve maand is het Waslander gelukt om een lagere school uit de grond te stampen. Op 11 oktober krijgen alle ouders van joodse kinderen bericht dat zij vanaf 15 oktober hun kind naar de joodse lagere school kunnen sturen. Vanuit omliggende dorpen krijg Waslander de vraag of hun joodse kinderen ook naar het Ondiep mogen komen. Hij reageert daar positief op.

Er zijn vier joodse kinderen die dankzij Waslander toch weer naar hun oude school terug mogen. Die mogen terug naar hun oude BLO school (speciaal onderwijs) omdat het hier drie 'debiele' kinderen betreft en één 'imbeciel' kind. 

Maar er moet ook nog een ULO-afdeling gevormd worden. Inmiddels is de joodse Coördinatie Commissie door de Duitsers verboden en vervangen door de onderwijs afdeling van de Joodse Raad, die wel onder het bevel van de Duitsers valt. Wethouder Waslander vraagt welke joodse leerkrachten daarvoor in aanmerking komen. De Utrechtse voorman Mr. A. de Haas is overgeheveld van de Coördinatie Commissie naar de Joodse Raad. Hij adviseert mejuffrouw H. van der Tonge aan te stellen. Zij is bevoegd om alle vakken op de ULO te geven behalve wis- en natuurkunde.

Op 1 november 1941 start de ULO-afdeling in gebouw van het Ondiep 63. Omdat er maar één leerkracht beschikbaar is voor de ULO, start die afdeling met alleen de 1e en 2e klas.

Begin november heeft Mr. de Haas iemand gevonden die de exacte vakken op de ULO voor zijn rekening kan nemen: Dr Hens Lindeman, die voordien leraar was op de Bijzondere HBS, De Munnik in Utrecht. 

Alle leerkrachten van de GLO en ULO hebben een tijdelijke benoeming gekregen. In het hele land is er een schreeuwend tekort aan joodse leerkrachten voor de nieuw gestichte joodse scholen. Als Eleazer Herschel een aanbod krijgt om op een school in zijn buurt een vaste aanstelling te krijgen, zegt hij zijn baan in Utrecht op.

Waslander moet weer contact opnemen met Mr. de Haas. Die stelt voor om Herschel te vervangen door Liepman Brommet, die hoofd van een school in Deventer was. Door hem hoofd te maken van zowel de GLO als de ULO hebben Hendrika van der Tonge en Hens Lindeman genoeg tijd om ook een 3e en 4e klas les te geven. De ouders van die 3e en 4e klas ULO-leerlingen krijgen een uitnodiging om hun kinderen vanaf januari 1942 naar school te sturen.

Vanaf 1 januari 1942 is de joodse GLO en ULO-school op het Ondiep 63 in vol bedrijf met 153 lagere school en 40 ULO-leerlingen. Uiteindelijk is het wethouder Waslander in samenwerking met Mr. de Haas gelukt om zeven leerkrachten te vinden. Om het team voor de lagere school compleet te maken wordt per 1 december 1941 ook nog mejuffrouw H.R. Themans benoemt, ondanks het feit dat wethouder Waslander bij het voorstel met potlood schrijft: “Er is geen betere kracht beschikbaar. Mej. T. schijnt aan matige eisen te kunnen voldoen.”  Ze wordt toch benoemd.

Het hoofd van de lagere school, die ook in het pand Ondiep 63 zit, probeert in het jaarverslag van 1942 nog een probleem op te werpen bij de gemeente. De schotten die de gemeente geplaatst heeft tussen de Joodse school en de Gebr Grimmschool (Ondiep 63 bis), zouden in geval van nood niet voldoende evacuatie mogelijkheden bieden voor zijn leerlingen. Waslander reageert door te zorgen dat die schotten binnen een handomdraai verwijderd kunnen worden.

Alle leerkrachten van de GLO en ULO hebben een tijdelijke benoeming gekregen. In het hele land is er echter een schreeuwend tekort aan joodse leerkrachten voor de nieuw gestichte joodse scholen. Om te voorkomen dat andere leerkrachten, net als Eleazer Herschel, kiezen voor een vast baan elders, krijgen ze met spoed een vaste aanstelling. 

 

Vanaf 1 januari 1942 is de joodse GLO en ULO school op het Ondiep 63 in vol bedrijf met 153 lagere school en 40 ULO-leerlingen. Uiteindelijk is het wethouder Waslander in samenwerking met Mr. de Haas gelukt om zeven leerkrachten te vinden.

Het vervolg in het hoofdstuk Januari 1942 - december 1942.