Joodse school Utrecht
.

Pullelaan 23

In mei 1942 moet het gezin Lindeman hun huis aan de Pullelaan 23 verlaten en trekken zij in bij de familie van der Horst in Groenekan. Tussen mei en juli 1942 wordt het meubilair dat Hens Lindeman niet in veiligheid wist te brengen, uit het huis gehaald.[1]

In juli 1942 komt de NSB'er Johannes Adrianus Oerlemans vanuit Arnhem naar de Pullelaan. [2]

Johannes is voor de oorlog sergeant ziekenverzorger in het leger. Eerder woonde hij ook al in Utrecht met zijn vrouw en zoon. [3] 

Johannes neemt vrijwillig dienst bij de SS en gaat met de 'Nederlandsche Ambulance' naar een ziekenhuis Kyiv in de Oekraïne. In het NSB-blad Volk en Vaderland verschijnt op 23 oktober 1942 een artikel van hem:

Op 10 januari 1943 krijgt Johannes een onderscheiding voor zijn werk aan het Oostfront. [4]

Na de bevrijding wordt Johannes opgepakt en geïnterneerd in Fort Rhijnauwen. Zijn vrouw en zoon gaan elders in Utrecht wonen. Het gezin Lindeman mag al snel na de bevrijding weer wonen in hun huis op de Pullelaan. Daar staan nog een hoop spullen van Oerlemans. Hens Lindeman slaat die spullen op zolder op. Maar het gezin heeft zelf natuurlijk nauwelijks spullen. Hij schrijft een brief waarin hij vraagt om wat meubilair. [5] 

 

25 juni 1945

Zeer geachte heer van Kuipers,
Wellicht herinnert u zich nog, dat ik vergezeld met de heer Voorzaat bij u was op ’t Janskerkhof 1, waar u mij toestemming gaf weer in mijn vroegere woning Pullelaan 23 te trekken.
Dit is intussen geschied. Alleen had ik u gaarne nog wat willen vragen betreffende de mogelijkheid van het in bruikleen ontvangen van enkele meubelstukken. Helaas is het bureau geopend van 9-12 uur, de uren waarop ik iedere morgen lesgeef. Ik vind het ook erg onprettig om vrij te vragen om eigen zaken te verzorgen. Daarom zou ik u willen vragen of het mogelijk is, dat ik op een middag op een geschikt tijdstip even met u of met één van uw daartoe aangewezen employés zou kunnen spreken. Ikzelf ben iedere middag te uwer beschikking.
Gaarne uw antwoord tegemoetziende,
Hoogachtend,
H. Lindeman

 

Het duurt een half jaar voordat een ambtenaar van de Gemeente Maartensdijk die spullen komt ophalen en naar een veiling brengt. De spullen van Oerlemans worden verkocht.

Oerlemans wordt veroordeeld. Als hij in 1948 uit detentie komt, schrijft hij vele brieven waarin hij de opbrengst van zijn geveilde eigendommen terug wil hebben. Elke brief wordt keurig beantwoord. Die hele correspondentie sleept zich voort tot september 1953.

Oerlemans heeft ook schulden. De Gereformeerde Kerk in Utrecht schrijft een brief van drie kantjes aan het Nederlands Beheersinstituut, waarin zij pleit om de schuld van Oerlemans kwijt te schelden. 

Op 20 september 1953 schrijft Johannes Oerlemans een brief waarin hij zich een 'oorlogsslachtoffer' noemt. Hij vraagt een uitkering aan. [5]