Joodse school Utrecht
.

Hannelore Thal

Het gezin van Hannelore verhuist begin dertiger jaren naar Köningsberg (tegenwoordig Kaliningrad). Daar gaat Hannelore naar de plaatselijke Joodse school waar ze medeleerlingen ontmoet die ze later in Utrecht nog tegen zal komen. 

Na de Kristallnacht op 9 november 1938 stuurt een hele groep joodse ouders uit Köningberg hun kinderen naar Nederland. Hannelore komt 18 dagen na de Kristallnacht aan in een opvangcentrum in Zeeburg, Amsterdam. Eind december 1939 komt Hannelore terecht in het vakantiehuis in Den Dolder van het Centraal Israëlisch Weeshuis. Daar blijft ze niet lang, want zij wordt opgenomen door het gezin Groenberg in Zuilen.

Vakantiehuis CIW, Den Dolder

Hannelore gaat in Zuilen gewoon naar school, totdat in augustus 1941 joodse kinderen niet meer naar de normale scholen mogen. Hannelore gaat dan naar de ULO afdeling van de Joodse school in de Utrechtse wijk Ondiep. Op die school zit ook Ingrid Gronowski, een meisje dat Hannelore nog kent uit Köningsberg. Ingrid schrijft een versje in het poesiealbum van Hannelore:

Wenn du einst im fremden Land
am Bach spazieren gehst,
und du siehst Vergissmeinnicht,
pflück' es ab und denk' an mich!

Ook haar vriendin Ruth Nussbaum schrijft een versje in haar album.

Vader Isko Groenberg heeft in Zuilen een drogisterij. In de loop van 1942 besluit het gezin onder te duiken. Isko probeert Spanje te bereiken om van daar uit naar Engeland te gaan. Maar in de buurt van Marseille wordt hij, met een vals persoonsbewijs, opgepakt. Het lukt hem om te verbergen dat hij joods is en in 1943 wordt hij weer vrijgelaten. Moeder Groenberg, haar twee kinderen en Hannelore duiken, met hulp van verzetsstrijder Cornelis van der Matten onder in Zuid Holland; allen op een ander adres. Hannelore komt in maart 1943 terecht bij de in Utrecht geboren leraar, Jacques Vijlbrief op de A. van Bleijenburgstraat 50 in Dordrecht.

Op 12 juni 1943 loopt Hannelore door Dordrecht. In de verte ziet zij twee beruchte jodenjagers aankomen. Ze begint te rennen en vlucht een huis in. De twee agenten gaan achter haar aan. De bewoonster van het huis waarin Hannelore gevlucht is, roept haar en ze moet tevoorschijn komen. Hoewel ze waarschijnlijk wel wist waar de familie Groenberg ondergedoken zat, heeft ze dat niet prijs gegeven. Een maand later is Hannelore vergast in Sobibor.

Het hele gezin Groenberg heeft de oorlog overleefd. Pas in 1948 komen zij er achter wat er met hun pleegkind gebeurd is. Ook de moeder van Hannelore, Gertrud Thal-Hess overleefde in België de oorlog. Via het Rode Kruis doet zij een informatieverzoek: