Joodse school Utrecht
.

Gitta Steinberg

Vader Rafael is voor de oorlog bankier in Wiesbaden. Hij trouwt in 1934 met de Poolse Ida Dorner. In 1935 wordt Gitta geboren en een jaar later haar zusje Mirjam.

Na de Kristallnacht  sturen vader Rafael en moeder Ida de kleine Gitta naar Nederland, waarvandaan ze zal doorreizen naar familie in Engeland. De bedoeling is dat Rafael en Ida ook naar Engeland komen. Ze hebben alle papieren in orde, maar willen eerst nog in Wiesbaden Pesach vieren. Die beslissing wordt hen noodlottig. Het lukt ze niet meer om naar het buitenland te komen. In juni 1942 worden ze opgepakt en gaan ze op transport richting Sobibor. Moeder Ida en zusje Mirjam worden daar bij aankomst vergast. Vader Rafael moet gaan werken in concentratiekamp Majdanek, waar hij binnen enkele weken sterft.

 Gitta in 1938

In 1939 is de vierjarige Gitta in Nederland. Het lukt niet om door te reizen naar Engeland. Het meisje wordt heen en weer geplaatst van kindertehuis naar kindertehuis. Tussen februari en oktober 1939 ziet ze zes verschillende tehuizen van binnen:

07 feb1939 I.G.K. Monster, Barendzstraat 24, Ter Heijde (Monster)

10 mei 1939 Huize Kraaybeek, Hoofdstraat 63, Driebergen

29 jun 1939 Huize Overvoorde, van Vredenburchweg 174, Rijswijk

21 aug 1939 Huize Cromvliet, Penninglaan/Beetslaan, Rijswijk

19 sep 1939 Huis ten Vijver, Dwarsweg 3, Scheveningen

16 okt 1939 Den Haag, Geleenstraat 48

Officieel is Gitta een pleegkind van Salomon Steinberg. Waarschijnlijk is hij familie van vader Rafael Steinberg.

In de praktijk wordt Gitta eind 1939 opgenomen in het gezin Ehrenreich. Moeder Lotte Ehrenreich-Dorner is een zus van de moeder van Gitta. Tot 1943 blijft Gitta bij dat gezin. In januari 1942 wordt ze, samen met haar nicht Fanny  aangemeld als leerling van de Joodse school in Utrecht. Het is de vraag of de zesjarige Gitta ook maar iets begrijpt van wat er op die school verteld wordt. Want ook bij de familie Ehrenreich is de voertaal Duis.

Als de familie Ehrenreich naar Amsterdam moet verhuizen, gaat Gitta naar haar pleegvader Salomon. Het gezin van Salomon wordt in april 1943 opgepakt en naar de Hollandse Schouwburg gebracht. Met hulp van de ondergrondse weet Gitta te ontsnappen en wordt ze tijdelijk ondergebracht in de Joodse Invalide , een tehuis voor Joodse bejaarden en invaliden. Vandaaruit nemen koeriers Gitta mee naar Ermelo, waar ze terecht komt bij een dominee. Als die dominee gearresteerd wordt, weet Gitta weer te ontsnappen. Ze wordt meegenomen naar het gezin van Henk en Marie Terpstra, die een groentezaak hebben in Ermelo. Gitta krijgt de schuilnaam Rita Steenman en de Terpstra’s vertellen de buren dat zij een ver familielid is. Dat is geloofwaardig, omdat Gitta en Marie Terpstra allebei rood haar hebben.

Gitta heeft het prettig bij de Terpstra’s. Ze kan zich vrij bewegen in Ermelo en ze gaat er zelfs naar school.  In Ermelo maakt ze het eind van de oorlog mee.

Na de oorlog gaat Gitta naar het Joodse Weeshuis in Hilversum. Daar wordt ze later ontdekt door nabestaanden. Mogelijk de familie Ehrenreich.

Gitta emigreert later naar Israël onder de naam Tova Gorfein. Ze blijft altijd contact houden met de Terpstra’s. In 1968 krijgen Henk en Marie Terpstra de Yad Vashem onderscheiding als ‘Rechtvaardige onder de Volkeren.’

De Terpstra’s in Israël; 1974

In 2010 gaat vijfenzeventigjarige Tova Gofrein nog een keer terug naar haar geboorteplaats Wiesbaden, op uitnodiging van het  plaatselijke oorlogsmuseum.

Tijdens dat bezoek plaatst Tova drie Stolpersteine voor het huis waar het gezin van Rafael en Ida Steinberg het laatst gewoond hebben, Yorckstrasse 17 in Wiesbaden. Tova herinnert zich niets van haar familie. Als ze de Stolpersteine geplaatst heeft zegt ze: ‘Jullie hebben geen graf’. Vervolgens legt ze drie kleine steentjes op de Stolpersteine van haar familie.