Joodse school Utrecht
.

Sonja Vorst

Sonja woont met haar vader Max (officieel Michael) en moeder Cientje op het Willem van Noortplein 14. Vader werkt als vertegenwoordiger bij een autohandel. Daardoor is het gezin in het bezit van een auto. 

Sonja gaat met haar vriendin Mirjam Leefsma naar de Dr D. Bosschool in de Maria van Reedestraat. Met Mirjam volgt ze ook de joodse lessen in de sjoel van Tuindorp, die tegenover het huis van het gezin Vorst is. Als de Duitsers langzamerhand de joden steeds meer beperkingen opleggen, merkt Sonja duidelijker dat ook zij joods is. Ze mag niet meer met haar niet-joodse vriendinnen spelen. Ze moet 's avonds eerder thuis zijn dan haar vriendinnen en uiteindelijk moet ze een ster dragen.

In oktober 1941 wordt Sonja verplicht om naar de Joodse school te gaan. Ze zegt daarover[1]: 'Je mocht twee keer per dag met de bus naar de Joodse school. Mistte je de bus dan moest je lopen. Soms waren er op de school ook geen kolen, dan kon je meteen weer terug naar huis lopen, want de bus mocht je pas 's middags nemen. Ik vond het wel fijn op die school. We hadden gewoon hetzelfde onderwijsprogramma, alleen hadden we iedere middag ook nog joodse les. je had met de joodse leerlingen een gevoel van saamhorigheid, van lotsverbondenheid.'

In februari 1942 merkt Sonja dat er ineens veel kinderen uit haar klas verdwenen zijn. De Duitstalige kinderen uit het CIW[2] moesten toen naar Westerborg gaan. Een van haar medeleerlingen op de Joodse school, Ingrid Gronowski, zag ze ook niet meer. Ingrid had in het poesiealbum van Sonja nog een versje geschreven.

In juli 1942 krijgt vader Max een oproep om zich te melden in een werkkamp in Ommen. Hij weigert zich te melden en besluit om onder te duiken. Kennelijk heeft hij de onderdak al helemaal geregeld, want het gezin duikt vroeg in de oorlog onder. Op 8 juli 1942 komt een statige dame Sonja halen om haar mee te nemen naar Arnhem. Sonja vertelt: ' Ik weet niet zoveel meer van het afscheid van mijn ouders, want ik maakte me druk dat ik mijn ster af moest doen en zonder ster in de bus en trein zou zitten.'

Ze komt terecht in het grote gezin van Tante Truus. Thuis was ze enig kind en hier geniet ze van de gezellige drukte. Ze krijgt de schuilnaam Joke de Vos en wordt naar de buitenwereld gepresenteerd als een nichtje dat bij het bombardement van Rotterdam haar ouders is kwijtgeraakt. Ze kan niet naar school en helpt in de huishouding. Maar Tante Truus en haar kinderen zitten in het verzet. Truus is koerier en vervoert o.a. wapens. In april 1943 wordt het te gevaarlijk voor Sonja en Tante Truus regelt dat Sonja een tijdje bij haar broer in Rotterdam logeert, terwijl zij een nieuwe onderduikplek voor Sonja regelt.

Op 19 april 1943 gaat Sonja weer terug naar Arnhem. Tante Truus heeft geregeld dat Sonja bij Piet en Margo van Hoek[3] terecht kan. Piet was van 1933 tot 1938 lid geweest van de NSB. Na het verdrag van München[4] stapte hij uit de partij. Het gezin van Piet en Margo bestaat ook uit hun 3 jaar oude dochtertje en uit de moeder van Margo. Margo is geboren in Florida. De moeder van Margo leert Sonja Engels.

Sonja kan nog wel corresponderen met haar ouders. Tenminste tot de spoorwegstaking in 1944. Daarna kon de post niet meer naar Utrecht verzonden worden.

Brief voor verjaardag moeder

Sonja stuurt een zelfgemaakt naaisetje op met deze brief (gedeeltelijk):


Ik hoop dat u het zo wel in ontvangst wil nemen. Feliciteert u vader ook? En doet u de groeten aan de kennissen en vrienden die u op uw verjaardag komen bezoeken. Ik hoop dat het niet zoveel zullen zijn want dan is de kamer te klein. Een dikke verjaardagszoen (ook voor vader) van Joke


N.B. Sonja wist dat haar ouders ondergedoken zaten in een heel klein kamertje.

Tijdens Operatie Market Garden ziet Sonja uit de verte Engelse parachutisten naar beneden komen. Het gezin verbergt een navigator, Bob, uit een van de neergestorte Engelse vliegtuigen. Arnhem moet ontruimd worden en het gezin van Piet en Margo gaat naar Velp in een huis tegenover Bronbeek[6] wonen. 
Sonja: 'Ik ontdekte dat er ook goede Duitsers waren. We woonden naast het gebouw van een psychiatrische inrichting waar Duitsers gelegerd waren. Ik ging vaak in de buurt de twee bouviers van Piet uitlaten. Twee Duitse Wehrmacht soldaten die in de keuken werkten gaven me regelmatig een flinke pan met 'voedsel voor de honden' mee. Daar aten we met z'n allen van. Eén van die Duitsers was het aan het eind van de oorlog zat en deserteerde. Die heeft nog een nacht bij ons doorgebracht voor hij naar Berlijn probeerde te komen.'
Omdat er een grenscorrectie tussen het ontruimde Arnhem en de gemeente Velp kom, moeten ze weer verhuizen.  
Op 16 april 1945 ziet Sonja de Canadezen Velp binnenkomen. Ze zijn bevrijdt. Half mei rijdt Piet haar in een geleende auto naar haar ouders in Utrecht: 'Het gekke is, ik verlangde niet naar mijn ouders. Ik dacht dat Piet en Margo me zo gauw mogelijk kwijt wilden. Bij vreemde mensen durfde ik niet stout te zijn, ik had nooit een grote mond, je sprak ze niet tegen, want ze konden je weg doen. En nu het kon, deed Piet me weg. Tenminste zo dacht ik het toen. Ik moest weer leren om van mijn ouders te houden. Ik was in de puberteit en ik had drie jaar lang geen grote mond kunnen hebben. Nou dat heb ik bij mijn ouders dubbel en dwars ingehaald.'
Het gezin Vorst gaat weer wonen in hun huis op het Willem van Noortplein. Zie voor het verhaal over het huis deze pagina. Sonja gaat weer naar school. Ze doet toelatingsexamen voor de eerste klas van de Gemeente HBS. Daar zit ze als 14-jarige tussen allemaal kinderen die drie jaar jonger zijn. In de tweede klas blijft ze zitten en in de derde klas gaat het niet meer. Ze besluit van school af te gaan. Ze staat nog wel op een klassenfoto van de derde klas:

Sonja: tweede rij van boven, uiterst links [7]

In 1954 trouwt Sonja met Jacob Cohen. [8]

Huwelijk in de synagoge Springweg op 2 mei 1954

Ze vertrekt met haar man naar Curacao, waar ze haar eerste kind krijgt. 'Het leven was daar zo anders. Er was daar niets kapot en het was meer Amerikaans. Je had daar bijvoorbeeld een kaartje waar je uitgaven op genoteerd werden en aan het eind van dan maand kreeg je dan de rekening. Ondenkbaar in Nederland.'

Vanuit Curacao komt Sonja een keer over naar Nederland om haar eerste kind te tonen aan haar vader en moeder en opa. Sonja en Jacob krijgen nog twee kinderen. Later scheiden Sonja en Jacob. 

In 1995 rond de herdenking van 50 jaar bevrijding wordt het Sonja teveel: 'Eigenlijk ben ik toen pas aan mijn rouwproces begonnen. Al die doden, ik kon er niet meer tegen, werd er zo depressief van'

Sonja laat zich in 1995 vrijwillig opnemen in een psychiatrische kliniek. Daar verblijft ze twee maanden. Dat helpt haar om er weer bovenop te komen.

Sonja overlijdt in 1999.