Joodse school Utrecht
.

Ruth Nussbaum

Ruth heeft twee oudere zussen: Gustel en Sophie. Haar vader heeft in Emden een winkel. Meteen als Hitler in 1933 aan de macht komt, krijgt hij last. Er worden stenen door de ramen van zijn winkel gegooid. De oma van Ruth doet een zelfmoordpoging, omdat een buurtgenoot haar beschuldigt van kwaad spreken over Hitler.

Tijdens de Kristallnacht wordt de winkel van de familie Nussbaum verwoest. Moeder Marianne besluit haar drie kinderen met een kindertransport naar Nederland te sturen. Ons land wil, tijdelijk, een beperkt aantal joodse kinderen opnemen. De drie kinderen krijgen de papieren om toegelaten te worden. Gustel de oudste zus van Ruth lukt het om op tijd de grens over te gaan. Maar Ruth en Sophie komen te laat bij de grens. Dankzij minister Carel Goslinga heeft Nederland de toegang alweer gesloten, hoewel de zusjes de juiste papieren hebben. Goslinga in de Tweede Kamer: ‘Een vluchteling zal voortaan als een ongewenst element voor de Nederlandse maatschappij en derhalve als een ongewenste vreemdeling te beschouwen zijn, die derhalve aan de grens geweerd en, binnenslands aangetroffen, over de grens gebracht zal moeten worden.’

Zus Gustel wordt opgevangen in de Israëlitische Gezondheidkolonie in Monster. Ze hoort dat haar zusjes aan de grens gestrand zijn en regelt met de dames van het Vluchtelingencomité dat Ruth en Sophie toch toegelaten worden. Twee maanden na Gustel komen Ruth en Sophie ook in Monster aan. In april 1939 gaan de drie zussen naar Huize Kraaybeek in Driebergen. Het is een streng tehuis. Alleen tijdens het eten, zien de zusjes elkaar. Zo nu en dan krijgen ze brieven en pakjes van hun ouders. Een enkele keer kunnen ze telefoneren.

Vlak voor het uitbreken van de oorlog, gaan Gustel en Sophie naar Loosdrecht, waar een opleidingscentrum is voor joden die naar Palestina willen emigreren. Ruth is dan 11 jaar en nog leerplichtig. Zij kan niet mee. Ze wordt opgenomen in het huis van Andries en Mietje Creveld en hun dochter Beppie aan de Amsterdamsestraatweg in Utrecht. 

Een oom regelt dat de drie zussen een visum krijgen voor de Dominicaanse Republiek. Er komt zo'n stempel in hun Duitse paspoort te staan. Als Nederland in 1940 door de Duitsers bezet is gaat Gustel naar de Gestapo om toestemming te krijgen om met de boot naar dat land te gaan. De drie paspoorten worden door de Gestapo verscheurd. 

Ruths ouders zijn gedwongen om te verhuizen van Emden naar Berlijn. Via de post houden ze contact met hun kinderen in Loosdrecht en Utrecht. September 1942 schrijft Ruth aan haar ouders: 'Ik ga nu naar de middelbare school en ik leer altijd vlijtig. Nederlands kan ik al vloeiend.' 

De zussen Gustel en Sophie in Loosdrecht hebben ook regelmatig contact met Ruth. Er is een brief bewaard gebleven van moeder Marianne die de familie Creveld condoleert met het overlijden van een familielid. 

Ruth gaat, samen met haar 'stiefzusje' Beppie Creveld naar de Joodse school. In maart 1942 schrijft Ruth een versje in het poesiealbum van haar vriendin Hannelore Thal.

Als de situatie in 1942 nijpender wordt voor de joden, duiken Gustel en Sophie onder bij Jan de Jong, die bij de telefoondienst werkt. Ze bellen Ruth op: 'Ruthje, luister eens! [...] Jan [de Jong] komt je binnenkort ophalen. Jij moet ook onderduiken. Pak je spullen, zusje.’ En als laatste heeft Sophie nog een nieuwtje: ‘Onze mammie krijgt snel een baby.' Als we weer samen zijn, denken we na over een naam voor het kind.'

Oktober 1942 gaat Jan de Jong naar de slagerswinkel van Andries Creveld in Utrecht om Ruth op te halen. Ze kan zich dan bij haar zussen voegen. Als hij op de Amsterdamsestraatweg aankomt ziet hij dat het meubilair op een vrachtwagen geladen wordt. De buren vertellen Jan dat hij net te laat is. Ruth en de Crevelds zijn opgepakt. Met het droevige bericht keert hij terug naar Gustel en Sophie.

In Westerbork probeert een tante van Ruth haar nog vrij te stellen van transport. Maar dat wil Ruth niet. Ze wil bij de Crevelds blijven. Op 5 oktober 1942 gaat Ruth met de Crevelds op transport naar Auschwitz. Drie dagen later is zij vergast.

De overlijdensacte uit 1951

Ook haar beide ouders en het baby-broertje zijn vermoord.

Gustel en Sophie overleven, dankzij de onderduik te oorlog.