Joodse school Utrecht
.

Paul Josef & Werner Cahn

Werner en zijn bijna zes jaar jongere broer Paul wonen aan het begin van de oorlog in Rotterdam op de Nolensstraat 23 A. Het is een wijk die niet getroffen is door het bombardement van Rotterdam. Vader Leo heeft een winkel in herenconfectie. 

Het gezin blijft tot maart 1941 in Rotterdam wonen. Dat is bijzonder omdat de Duitse joden in september 1940 al het bevel hebben gekregen om uit de kuststreek te verhuizen naar het binnenland. Rotterdam hoorde volgens de Duitsers bij de kuststreek.

In mei 1941 verhuist het gezin naar Utrecht en ze gaan wonen in het grote bovenhuis in de Hartingstraat 18 bis. Maar Paul en Werner logeren in Amsterdam bij hun opa en oma; de ouders van moeder Selma. Zij staan bij de inventarisatie van joodse bewoners in Amsterdam vermeld op de Biesboschstraat 42 huis. In ieder geval zijn ze in de zomervakantie van  1941 weer in Utrecht. 

Vanaf september 1941 moeten joodse kinderen naar een nieuw te vormen Joodse school. Half oktober is er in Utrecht zo'n school uit de grond gestampt en gaan Werner en Paul naar het gebouw in de wijk Ondiep.

Op 21 december 1941 hebben Werner en Paul een zusje gekregen: Ruth Sara.[1] .

Na de zomervakantie van 1942 blijft Paul op de lagere school, maar Werner gaat dan naar het Joods Lyceum dat gevestigd is in het gebouw van het weeshuis aan de Nieuwegracht 92.

Uit de notulen van de lerarenvergadering blijkt dat de docenten niet zo tevreden zijn over Werner: [2] Sommige docenten zijn van mening dat deze leerling beperkt is, anderen vinden hem niet ijverig genoeg en te speels.

Een paar huizen verder op de Hartingstraat woont de joodse verzetsman Jo Hartog.[3]  Deze man verzorgt o.a. voor veel joodse onderduikers de bonkaarten. Dat doet hij samen met een 'mevrouw Cahn' [4] Het lijkt me meer dan logisch dat hier de moeder van Werner en Paul bedoeld wordt: Selma Cahn-Löwenthal. [5]

Het gezin voelt zich redelijk veilig, want vader Leo heeft een baantje bij de Joodse Raad in Utrecht: hij is magazijnbeheerder van de afdeling Hulp aan Vertrekkenden. Daardoor heeft Leo een sperre (tot nader orde uitstel van deportatie). Maar eind april 1943 is dat stempel in hun persoonsbewijzen niets meer waard. Op 22 april moet Utrecht 'judenrein' zijn. De joden die in april nog in Utrecht zijn moeten zich melden in kamp Vught. 

Het gezin meldt zich precies op de laatste dag dat het mogelijk is in Vught. Dat blijkt uit hun registratiekaarten van kamp Vught. [6] Twee weken later gaan ze op transport naar Westerbork. Daar komen ze 8 mei 1943 aan.

Op 27 juni 1943 overlijdt het baby-zusje van Werner en Paul. Ruth wordt gecremeerd, hoewel de joodse regels crematie verbieden. [7]

Op 13 juli 1943 moeten Werner en Paul samen met vader Leo en moeder Selma in de veewagen stappen Drie dagen later komen ze aan in Sobibor, waar ze meteen na aankomst vergast worden.