Eddy (Eduard) Keizer
Eddy is in 1935 in Utrecht geboren als zoon van Louis Keizer en Betsy (Rebekka) Haas. De opa van Eddy heeft in Zwolle, samen met zijn compagnon, Michel Moritz Rothschild[1] een groothandel in fietsen en fietsonderdelen.[2] Na de verhuizing naar Utrecht is de vader van Eddy, Louis eigenaar van de zaak geworden. De groothandel is gevestigd aan de Oudegracht[3] Rothschild & Keizer staan ook regelmatig met een stand op de Jaarbeurs, waar zij kleinere handelsartikelen voor fietsenmakers, stepjes en kinderfietsen verkopen.[4]. Daar delen ze ook reclame kaarten uit.[5]
In Utrecht is ook het jongere zusje van Eddy geboren: Jeannette. Het gezin woont op verschillende plekken in Utrecht. Op de kaart van de joodse levensverzekering staan al drie adressen: [6]
Begin 1942 wonen ze in ieder geval op het Servaas Bolwerk 3. Dat is ook het adres waar Eddy staat vermeld op de leerlingenlijst van de Joodse school.[7]. Hij is zes jaar als hij op 15 oktober 1941 naar die school moet.
De groothandel krijgt in februari 1942 een zogenaamde Treuhänder (bewindvoerder) toegewezen, die er voor moet zorgen dat de firma opgeheven wordt.
Half april krijgt het gezin het bevel dat hun huis met ingang van 20 april in beslag genomen wordt.[9] Er was al eerder iemand van het Quartieramt langs geweest om op te nemen wat er in het huis staat.
Vader Louis brengt gauw zijn huisraad in veiligheid. Maar daar komt hij maar gedeeltelijk mee weg. Hij moet snel wat spullen terugbrengen. [10]
Het gezin gaat wonen op de Richard Wagnerlaan 15. Dat is ook het adres dat op de registratiekaart van de Joodse Raad staat.
Louis en Betsy hebben goede contacten in Utrecht. Nog voor het gezin een oproep krijgt om zich te melden voor transport naar Westerbork nemen beide ouders het ongelofelijk moeilijke besluit dat ze Eddy en Jeannette mee geven aan het Utrechts kindercomité. Dat comité houdt een lijst bij van alle kinderen. Die lijst is verborgen in het huis van aartsbisschop de Jong op de Maliebaan. Daar is ook een blaadje met de naam van Eddy. De codes verwijzen naar betalingen en naar wie binnen het kindercomité contact houdt met de onderduikgevers.[12] Eddy komt in september 1942 terecht in Groenekan bij het gezin van Dorus Broers.[13] In dit oud-Katholieke gezin leert hij compleet nieuwe zaken: schaken, dammen en de topografie van Rusland.[14] Hoewel Eddy het leuk vindt om 'sjoeltje' te spelen moet hij op den duur alles wat duidt op het joods-zijn verborgen houden. Anderhalf jaar verblijft hij in Groenekan. Dan wordt het gezin gewaarschuwd door een buurtgenoot en lid van de NSB dat het adres verraden is. Hals over kop wordt Eddy daar weggehaald en ook de familie Broers moet zelf onderduiken.
Jeannette en Eddy tijdens de onderduik in Groenekan (privé archief Eddy Keizer)
Kennelijk werkt het kindercomité samen met de NV-groep[15], want in de administratie van die groep komen de namen van Eddy en Jeannette ook voor.[16] Eerst wordt Jeannette naar die groep overgedragen en zij duikt in Schaesberg (Zuid-Limburg) onder. Dat is een moeilijke periode voor Eddy, omdat hij nu niet alleen zijn ouders mist, maar nu ook nog zijn zusje. Hij wordt later door Herman Flim naar Nijverdal gebracht, waar hij op vijf verschillende adressen zit, voor hij opgenomen wordt door het gezin van Kees en Jans Hazebroek. Als aan het eind van de oorlog Nijverdal gebombardeerd wordt, raakt het huis van Kees en Jans zwaar beschadigd. Eddy wordt overgebracht naar het huis van Arie en Riek Hazebroek, waar hij de laatste maanden van de oorlog verblijft en ook de bevrijding meemaakt.
In het boek van Bert Jan Flim over de NV-groep[17] staan twee fragmenten waar Eddy genoemd wordt. In het eerste fragment gaat Herman Flim, van de NV-groep op bezoek bij drie zusjes. Een van de zusjes, Rosie, kan niet bij haar pleegouders blijven:
Stomverbaasd had Herman Lea en Henny teruggebracht naar hun pleegouders. Rosie had hij meegenomen naar Nijverdal. Nu zat ze bij de familie Hazebroek, waar hij kort tevoren ook al dat pientere knaapje Eddy Keizer naar toe had gebracht.
Een ander fragment:
Het was fijn bij de familie Hazebroek. Oom Kees, tante Jans, hun volwassen dochter Ada en hun zoon Henny van Rosies eigen leeftijd woonden vlak aan de spoorlijn Zwolle - Enschede. Ze hadden er al een onderduiker, Eddy Keizer.
De ouders van Eddy en Jeannette komen in de gevangenis terecht en van daaruit gaan ze naar kamp Vught. Op de registratiekaart van Vught[18] wordt iets meer duidelijk waarom Louis en Betsy gevangen genomen zijn. Daar staat het woord 'illegalität'. Vaak betekent het dat ze zijn opgepakt in de onderduik.
Op 21 maart 1943 gaan ze naar Westerbork. Daar zitten ze in de strafbarak. De mensen in die barak gaan meestal met het eerstvolgende transport naar de vernietigingskampen. Op 6 april 1943 aan ze op transport naar Sobibor, waar Louis en Betsy onmiddellijk na aankomst vermoord worden.
Jeannette en Eddy overleven de oorlog. Door twee ooms wordt Eddy, op een fiets met houten banden, naar de opa en oma van moederskant gebracht. Jeannette komt daar later ook terecht. Totdat Eddy in 1953 in Delft gaat studeren blijft hij bij zijn opa en oma.
Na-oorlogse foto van Eddy en zus Jeannette[19]
Eddy trouwt later met Beate Zilversmidt. Het echtpaar krijgt drie kinderen. Eddy werkt eerst als chemicus in de verfindustrie en wordt daarna leraar op een middelbare school. Beate en Eddy zijn actief binnen de joodse gemeenschap. Eddy is een van de oprichters van de kritische beweging 'Een ander joods geluid'.