Joodse school Utrecht
.

Isra & Betty Vaz Dias

Net als de rest van het gezin Vaz Dias, overleven zij de oorlog. Als Isra na de oorlog naar de HBS in Dordrecht gaat, vraagt een leraar hem om zijn belevenissen op te schrijven. Hij maakt daar een prachtig boekje van, waarin duidelijk wordt hoe het gezin, los van elkaar de oorlog overleefd heeft.

Voor de oorlog woont het gezin van vader Benjamin Mozes Vaz Dias (1907) en moeder Wilhelmina Vaz Dias – Noach (1912) in Soestdijk. Behalve Isra en Betty, is er nog een kind: Liesje (1939).

Als de oorlog uitbreekt gaat moeder met de kinderen naar Amsterdam. Gedurende de vijf dagen dat er gevochten wordt, blijft vader Ben in Soestdijk om gewonden te verzorgen in de buurt van vliegveld Soesterberg.

Als het gezin herenigd is, komen ze via een tijdelijk verblijf in Zandvoort, In Maarn terecht. Daar gaan Isra en Betty naar de openbare school. Vanaf 1 september 1941 mogen Joodse kinderen niet meer naar openbare scholen. Vanaf november 1941 is er in Utrecht een Joodse school. Omdat in de buurt van Maarn geen Joodse school is, worden zij ingeschreven op de Utrechtse school. Isra schrijft hierover:

Betty op de Joodse school in Utrecht:

In augustus 1942 hoort vader Ben dat het gezin binnenkort opgeroepen zal worden om naar Westerbork te vertrekken. Om het gedwongen vertrek te voorkomen, simuleert hij een maagbloeding. Isra schrijft hierover:

‘Toen simuleerde hij op 17 augustus een inwendige maagbloeding. Liesje, Betty en ik wisten er natuurlijk niets van, dat hij net deed alsof… Wij werden ’s ochtends wakker en toen was hij al weg. Hij is ’s nachts om 12 uur met een ziekenauto naar het Academisch Ziekenhuis in Utrecht gebracht.

Op den 18e kwam de oproep dat wij ons moesten melden. Maar is dat gelukkig uitgesteld omdat Pappa ziek in Utrecht lag. Hij heeft daar gelegen t/m 15 december.’

De Duitsers willen de Joden concentreren in Amsterdam en het gezin Vaz Dias verhuist naar de Tugelaweg in Amsterdam. Daar gaan Betty en Isra weer naar de Joodse school. Vader Ben krijgt vanaf 7 april 1943 werk bij de Joodse Raad. Eerst als employé Algemene Dienst en later bij de afdeling Voedselvoorziening. Ook moeder Wil krijgt in april 1943 werk bij de Joodse Raad. Zij gaat werken als pleegmoeder bij de Controlecommissie, die de zorg heeft voor ouderloze kinderen. Zo krijgen zij een ‘Sperre’, waardoor het gezin ‘bis af weiteres vom Arbeitseinsatz freigestellt’ is.

Als er een razzia in hun buurt is, schrijft Isra:

Mogelijk besefte Isra niet dat zij een ‘Sperre’ hadden, vanwege hun werk voor de Joodse Raad.

Isra laat ook nog zien wat hij in de laatste oorlogsjaren voor vestigingsplekken heeft gehad:

Dankzij hulp van Pauline v.d. Dorpe, die zij kennen uit Maarn, komen zij in contact met het Utrechtse Kindercomité. Dat zorgt ervoor dat zus Liesje wordt opgenomen bij het kinderloze gezin Stougie in Hendrik Ido Ambacht. Vader en moeder duiken onder in Friesland. Betty en Isra komen via diverse tussenadressen terecht bij Rein en Anna Platte, ook in Friesland, waar ze de bevrijding meemaken. Op 9 mei 1945 is er een soort oecumenische dankdienst waar vader Ben spreekt.

Het herenigde gezin gaat wonen in Hendrik Ido Ambacht.

Betty trouwt later met een klasgenoot van de Joodse school in Utrecht: Izaak Levie Creveld. Rita (officieel Frederika), de zus van Izaak zegt in haar boek 'Ga Pleite!' over Betty: 'Tot mijn grote verdriet is mijn lieve schoonzus Betty in het voorjaar van 2019 overleden. Zij was een enorme aanwinst voor de familie Creveld. (...) Ze was iemand die je eigenlijk niet kan missen.'