Joodse school Utrecht
.

Eddy (Eduard) Fonteijn

Het gezin Fonteijn heeft al vier kinderen als moeder op 43-jarige leeftijd bevalt van het nakomertje Eddy. Er is niet veel bekend over Eddy. Er zijn twee foto's van hem bekend: een babyfoto [1] en een vage gezinsfoto waar Eddy voorovergebogen zit, terwijl de fotograaf afdrukt [2]:



Verder is bekend dat de 12-jarige Eddy in Utrecht in het eerste oorlogsjaar op de Openbare school op de Abstederdijk 142 zat. [3]

In september 1941 mag hij niet meer naar die school en moet hij vanaf half oktober naar de Joodse school in Ondiep 63.

Vader Leopold is actief binnen de Joodse gemeenschap in Utrecht. Hij is lid van het armenbestuur en van het begraafcollege.[4] 



Het gezin woont in de Oosterstraat 8. De eigenaar van dat pand was 'Het Utrechts Doorgangshuis voor Vrouwen', een instelling waar 'jeugdige slachtoffers der zonde opgenomen konden worden' [5] In 1930 verhuist het doorgangshuis naar de Maliebaan en kan het gezin Fonteijn het huren. Vader Leopold Fonteijn is een gewaardeerd vertegenwoordiger van de Zaanse verffabriek A.W. Sabel.[6]  

Als Nederland bezet wordt door de Duitsers is de moeder van Eduard wanhopig. Zus Kitty hoort haar ouders's avonds laat zeggen: 'Toen mijn ouders die nacht naar bed gingen, hoorde ik door een kier het luide gesprek dat ze in de slaapkamer voerden. Mijn moeder zei tegen mijn vader: "Alsjeblieft, alsjeblieft, laten we het gas aandoen. Dan is het voorbij" Maar mijn vader zei: "Nee, dat moeten we onszelf en onze kinderen niet aandoen. God zal ons helpen." Dit gesprek duurde daarna nog een tijd. Ik voelde me schuldig dat ik ze afluisterde, maar tegelijkertijd wist ik dat ik wilde leven.' [7]

In 1941 gaat vader Leopold met pensioen. Directeur August Sabel: 'Tot zijn pensioen bewees hij hoe zijn degelijke opvattingen de enige basis zijn voor een goede verkoop, want zelfs toen behoorden zijn resultaten altijd tot de allerbeste van alle vertegenwoordigers.' [8]

Aan het eind van de zomer 1942 wordt duidelijk dat de Joodse bevolking in Utrecht groot gevaar loopt om gedeporteerd te worden. Het huis in de Oosterstraat wordt eind september 1942 in beslag genomen door de Wehrmacht: [9] 

Het gezin besluit naar Amsterdam te verhuizen. De oudste dochter Suze (1917) blijft in Utrecht en trouwt met Herman de Leeuw (1912). Ze vraagt een verhuisvergunning aan om bij hem te gaan wonen.  Zij worden later opgepakt en in maart 1943 vermoord in Sobibor.

Zus Kitty gaat als aankomend verpleegster werken in het Nederlands Israëlitisch Ziekenhuis en krijgt zo een 'sperre'. In haar videogetuigenis (zie [2]) vertelt ze hoe ze de oorlog overleeft. 

Ook vader Leopold krijgt een 'sperre' omdat hij een baantje heeft als lid van de Commissie voor Geëvacueerden van de Joodse Raad. Daarmee zijn zijn vrouw en inwonende kinderen voorlopig veilig. Ze wonen op de Nieuwe Keizersgracht 68 1 hoog.

De archiefkaart van Eduard [10]

 Eind mei 1943 zijn de 'sperres' niets meer waard. Vader, moeder, Eduard en broer Jack (1924) worden opgepakt en komen op 25 mei in Westerbork. Een week later gaan ze optransport naar Sobibor, waar vader, moeder en de 14-jarige Eduard meteen na aankomst vergast worden. Broer Jack krijg in Sobibor kennelijk een taak, maar sterft daar toch vijf dagen later.

De oudste broer van Eduard, Leo (1922) is niet opgepakt. Hij probeert via België en Frankrijk te vluchten. Hij wordt opgepakt en weet zijn Joodse identiteit te verbergen. Daardoor wordt hij niet naar de vernietigingskampen gestuurd, maar moet hij werken in het vreselijke kamp Dora [11] Hij moet daar in een ondergrondse fabriek werken aan de bouw van V1 raketten. Hij ontmoet daar een Joodse leeftijdsgenoot uit Utrecht. Leo ziet hem sterven. [12]

Leo en Kitty zijn de enigen van het gezin Fonteijn die de oorlog overleven. Leo emigreerde naar Australië en overlijdt in 2014.[13] Kitty emigreerde naar de verenigde Staten en overlijdt in 2009.[14]