Eva Hanna Cohen
Eva is geboren in Altona, een sjieke wijk in Hamburg (Dtsl). Zij heeft een zusje, Ruth. Haar opa Jacob is rabbijn en belangrijk man binnen de Portugees joodse gemeenschap van Altona.[1] De vader van Eva, Meno (officieel Mendel) Cohen, is dirigent van het koor van de joodse synagoge in Altona.
Opa Jacob Cohen
Bij de opening van een kinderdagverblijf in mei 1936 in Altona treedt het koor op en vader Meno dirigeert[2]
Na de Kristallnacht in november 1938 lukt het de hele familie van opa Jacob om naar Nederland te komen. Eva en haar gezin komen terecht in Rotterdam. Vader Beno blijft vanuit Rotterdam actief als koordirigent. Hij heeft o.a. het koor van de Utrechtse synagoge onder zijn hoede. Als hij vlak na de inval van de Duitsers in mei 1904 terugkeert van een repetitie uit Utrecht, wordt hij, omdat hij gezien wordt als vijandige buitenlander, gearresteerd en vastgezet tussen allemaal NSB'ers in de gevangenis op de Noordsingel 71 in Rotterdam. Die gevangenis is gebombardeerd door de Duitsers bij het bombardement van Rotterdam.[3] Vader Beno is bij het bombardement invalide geraakt. Zijn been is verlamd.
De hele familie van opa Jacob is zeer religieus. Typerend is een verhaal over een oom van Eva, de rabbijn Benno Cohen. 'Toen Benno naar Amsterdam was verhuisd, bezocht hij ons nooit in Delft, omdat mijn moeder niet orthodox genoeg was. Ze had wel een orthodox koosjere keuken, omdat mijn grootouders bij ons woonden, maar ze droeg geen sheitl, de pruik die orthodoxe vrouwen dragen om hun natuurlijke haar niet aan mannen te laten zien'[4]
In september 1940 moeten alle niet-Nederlandse joden het gebied bij de kust verlaten. Ook Rotterdam valt onder de kuststrook. Vader Meno, moeder Eugenie, Eva en zusje Ruth verhuizen naar Utrecht. Ze komen terecht in het pension van de weduwe Haazevoet, Hartingstraat 20 bis. Daar verblijft familie van Eva, haar oom David Holstein en haar tante Rosalie Holstein-Weinberg en de twee neefjes van Eva, Harry en Leo Holstein.[5]
Het gezin van vader Meno en moeder Eugenie voelt zich redelijk veilig. Zij horen bij de Portugees-Israelitische Gemeente. Vanaf de herfst van 1941 wordt getracht om Portugese joden als niet 'vol-joods' te bestempelen, omdat hun joodse afstamming in de loop van de geschiedenis vrijwel tot nul gereduceerd zou zijn, door vermenging met niet-joods bloed.[6] Ook heeft het gezin een zogenaamde Albersheim verklaring.[6] Dat is een bewijs dat zij medisch geschikt zijn om in Palestina pionierswerk te verrichten.[7] [8]
Eind april 1943 moet Utrecht 'Judenrein' zijn. Wat er precies gebeurd, is niet helemaal duidelijk. Vast staat dat vader Meno op 17 april 1943 in Westerbork komt. Is hij opgepakt? Of heeft het te maken met zijn invaliditeit?
De 'Z' op zijn kaart van de Joodse Raad betekent dat hij uitstel heeft gekregen van transport naar het oosten. Mogelijk omdat hij met zijn gezin herenigd moet zijn. Want moeder Eugenie en de kinderen verhuizen naar Amsterdam, Plantage Parklaan 7. Amsterdam is de enige plek in Nederland waar joden nog mogen wonen. Ze kunnen op dat adres terecht omdat hun oom Benno (officieel Benjamin) daar al woont met zijn vrouw en dochter.[9]
Maar ook in Amsterdam zijn zij niet veilig want Eva, haar zus en haar moeder komen 26 mei 1943 ook in Westerbork, waar ze herenigd zijn met vader Meno.
Twee maanden later, op 20 juli 1943, gaat het hele gezin op transport naar Sobibor, waar ze meteen naar aankomst vermoord worden. Eva is dan 9 jaar oud, haar zus Ruth 7 jaar oud.