Joodse school Utrecht
.

Benjamin van der Hal

De vader van Benjamin is in Rotterdam vertegenwoordiger in scheepsartikelen.  In 1936 verhuist het gezin naar de Petracalaan 73 in Utrecht. Tijdens de mobilisatie moet vader Gerard in dienst. Na wat omzwervingen komt hij in de meidagen van 1940 terecht bij de Grebbeberg, waar zware gevechten zijn. Gerard zit iets achter de frontlijn bij een verbindingseenheid. Als hij in een pauze, buiten op een trap wat uitrust, wil zijn dienstmaat Frank Gobets hem een boterham brengen:

‘[Ik was] net bezig om een snee voor mijzelf te snijden, toen er plotseling een granaat vlak bij ons ontplofte. [Iemand] werd van de uitkijk weggeslingerd en kreeg een scherf achter zijn knieholte. V.d. Hal viel boven op mij en diens been werd dusdanig verwond, dat het later geamputeerd is. Ook de voet van zijn andere been werd verbrijzeld. […] V.d. Hal werd weggehaald en in een onderkomen gelegd’

Pas twee dagen later kan de gewonde Gerard van der Hal naar het ziekenhuis vervoerd worden. Over de granaatinslag schrijft hij op 22 oktober 1941:

'Nauwelijks zijn we hiermee bezig, of een oorverdovend geratel weerklinkt en een treffer raakt de stelling... een kans... een hevig geraas... wolken zand die opstuiven... gegil van gewonden... Door de luchtdruk ben ik op Gobets zijn schoot geslingerd. Ik voel dat ik ook getroffen ben- kan me niet bewegen... het bloed sijpelt door een brede, getande scheur in mijn broek, even boven de knie.

We roepen om een dokter, die spoedig ter plaatse is en noodverbanden legt. Daarna verlies ik het bewustzijn.

Van het transport naar Utrecht weet ik me alleen te herinneren dat ik onderweg verscheidene malen gevraagd heb: "Zijn we er nog niet?" en dan het antwoord kreeg: "Ja, nog even geduld." Verder ligt me vaag bij dat iemand in het Stads- en Academisch Ziekenhuis bezig was mijn kleren af te knippen en schoenen los te snijden. Volgens zeggen heb ik toen nog zeer duidelijk mijn eigen naam en adres en dat van mijn ouders opgegeven, alsook mijn beroep. Nadien kwamen de wondkoortsen en de dromen. Afzichtelijke dromen die ik me nog heel goed weet te herinneren.

Zaterdagmiddag 18 mei 1940 kwam ik weer een beetje bij mijn positieven. Mijn vrouw en m'n broer zaten naast mijn bed. Ik had echter voordien reeds begrepen dat ik mijn rol als soldaat voorgoed was uitgespeeld.'

De linkervoet van vader Gerard is verbrijzeld en zijn rechteronderbeen is afgezet. Hij kan zich alleen voortbewegen in een rolstoel. Hij krijgt een bewijs van de geneeskundige dienst dat hij ernstig oorlogsinvalide is.

Toch wordt hij door de Duitsers opgeroepen om te emigreren naar de werkkampen in het oosten. Gerard schrijft een brief naar generaal Christiaanssen, de hoogste commandant van de Wehrmacht in Nederland, waarin hij verzoekt als oorlogsinvalide vrijgesteld te worden.

De Duitse ambtenaar, die het verzoek behandelt, schrijft met rood potlood bovenaan de brief:

‘Jud ist Jud, ob mit, oder ohne Beine, und wenn wir den Juden nicht besiegen u. ausschalten, dann schaltet er uns aus’

‘Jood is Jood, met of zonder benen, en als we de Jood niet verslaan en uitschakelen, dan schakelt hij ons uit'

Op 1 april 1943 krijgt het gezin het bevel dat de bovenetage ontruimd moet worden omdat zij inwoning krijgen van de joodse Leo van Emden. met vrouw en kind.


Op 4 mei 1943 krijgen ze het bevel dat het hele huis in beslag genomen wordt door de Wehrmacht en dat ze de vloerbedekking, gordijnen en verduistering moeten achterlaten.


Een dag later, 5 mei 1943 is genoteerd dat het huis gevorderd is.


Benjamin en zijn vader en moeder moeten toch naar kamp Vught. Met het zogenaamde kindertransport gaat het gezin op 7 juni 1943 vanuit Vught naar Westerbork. De dag daarop gaan ze in de veewagens naar Sobibor, waar ze na een reis van drie dagen bij aankomst meteen vergast worden.

Benjamin is dan 7 jaar.