Joodse school Utrecht
.

Benno (Bernard) Rechter

De van oorsprong Poolse Max (Mechel) en Erna (Ester) Rechter wonen in Wenen als hun zoon Benno (Bernard) geboren wordt. Al voor de 'Anschluss' van Oostenrijk[1] met nazi-Duitsland gaat vader Max naar Rotterdam. In januari 1937 wordt hij ingeschreven in de administratie van de gemeente.[2] In juli komen moeder Erna en Benno over uit Wenen.

Max opent, samen met zijn broer Jacob in Rotterdam een geldwisselkantoor op de Coolsingel 69.[3] 

In september 1940 krijgen alle niet-Nederlandse joden het bevel om uit de kuststreek te verhuizen naar het binnenland. Op 9 januari 1941 wordt het gezin uitgeschreven uit de Rotterdamse administratie met de vermelding dat zij verhuizen naar de Frans Halsstraat 44 in Utrecht. 

Begin november gaat Benno naar de tweede klas van de ULO- afdeling van de Joodse school op Ondiep 63. Hij staat op de leerlingenlijst die 28 januari 1942 aan de gemeente gezonden wordt:[4]

In dat huis woont het gezin samen met de moeder van Max, Beila Rechter-Kluger en de ouders van Erna, Ester en Salomon Choczner. Op 22 april 1943 moet Utrecht 'Judenfrei' zijn. Alle joden die nog in Utrecht wonen, moeten òf zich melden voor transport naar de kampen òf zij moeten onderduiken. Het gezin van Max en Erna komt in contact met Jannetje Smit-Rijcksen[5] en Henk van Rossum. Die weten wel een onderduikadres. Voor 360 gulden per maand regelen Smit en van Rossum dat. Het gezin gaat samen met de beide ouders van Erna naar de Gildstraat 79. Daar woont het gezin van Peter Spee. Hij heeft een recherchebureau.[6]

Het kleine huis is te vol. De ouders van Erna moeten daar weg. Het is onduidelijk waar zij naar toe gaan. Op de hun kaart van de Joodse Raad staat nog als adres Transvaalstraat 44 in Amsterdam. In het Amsterdams Archief is daar echter niets over te vinden. Aannemelijker is dat zij terugkeren naar de Frans Halsstraat.

Samen met Henk van Rossum tipt Janneke Smit-Rijcksen de beruchte Utrechtse jodenjager, Jan Smorenburg.[7] Op 4 juni 1943 's nachts komt Jan Smorenburg, samen met zijn collega Jan Gijsbert van Cleef in de Gildstraat om Max, Erna en Benno op te pakken. Het is Max gelukt om voor die datum al het geld dat hij nog heeft, 2400 gulden via mevrouw Spee in veiligheid te brengen bij bekenden. Mevrouw Spee koopt van dat geld voor 100 gulden haar eigen arrestatie en die van haar zoon af, maar haar man Petrus Spee wordt wel opgepakt en sterft later in Dachau. Later stelen Smorenburg en van Cleef ook de rest van het geld bij de bekenden op de Biltstraat.[8]

 Diezelfde nacht gaan zij ook naar de Frans Halsstraat 44 waar ze Beila Rechter-Kluger en (waarschijnlijk) Salomon & Dora Choczner arresteren. Henk van Rossum weet dat het pand Frans Halsstraat 44 nu geen bewoners meer heeft. Hij gaat de volgende dag met een vriend naar dat adres. Samen halen ze het huis leeg en verkopen de inboedel.

Alle zes komen zij op 12 juni 1943 in Westerbork.[9] Op 20 juli gaan de opa en beide oma's van Benno op transport naar Sobibor waar ze onmiddellijk na aankomst vermoord worden. Benno en zijn ouders blijven wat langer in Westerbork, maar op 16 november 1943 moeten zij ook op transport. In Auschwitz worden zij ook onmiddellijk na aankomt vergast.

Max en Erna Rechter-Choczner[10]

Benno Rechter[11]

Op zondag 9 januari 2023 werden er drie Stopersteine gelegd voor het gezin van Benno voor het huis op de Frans Halsstraat 44 in Utrecht. De stenen werden gelegd door de kleinzoon van Peter Spee, waar de Rechters ondergedoken zaten in de Gildstraat 79.[12]