Joodse school Utrecht
.

Johanna en Fanny Onderwijzer

Salomon Onderwijzer, de vader van Johanna en Fanny, is lang voor hun geboorte beroepsmilitair. In 1914 wordt hij op zijn 19e als dienstplichtige opgeroepen. Hij meldt zich na afloop van zijn diensttijd vrijwillig aan. In potlood staat op zijn militieregistratie 'In Ned. Oost Indië':[1]

Op 11 juli 1922 trouwt hij met slagersdochter Belia van der Hoek. Salomon komt voor de huwelijksplechtigheid over uit Nederlands Indië (Indonesië). 

Handtekeningen onder huwelijksacte [2]

In 1923 is het echtpaar weer in Indië, want in dat jaar is hun eerste kind Carla in Bandoeng geboren. Daar worden later ook Fanny en Johanna geboren. Moeder Belia keert in de loop van de dertiger jaren met de kinderen terug naar Utrecht. Heeft ze heimwee? Doet ze het om de kinderen in Nederland naar school te laten gaan? In ieder geval staat ze in het 'Adresboek der stad Utrecht 1937' als Mevr. B. Onderwijzer vermeld in de Staalstraat nummer 38.[3]

Ook in het adresboek van 1940 woont ze nog in de Staalstraat 38.

Fanny gaat aan het begin van de oorlog naar de ULO op de Hamburgerstraat 22 en Johanna naar de lagere school op het Pieterskerkhof. Aan het begin van het schooljaar 1941-1942 worden ze niet meer toegelaten op die scholen en moet Johanna naar de Joodse school, Ondiep 63. Als op die school ook plaats is voor leerlingen van de derde klas ULO, kan Fanny daar eind november 1941 ook naar toe. Het gezin blijft niet op nummer 38 wonen, want hun adres in juni 1941, als de kaarten van de Joodse Raad gemaakt worden, is het adres Staalstraat 40, dus het buurhuis.

De oudere zus van Johanna en Fanny is dan al het huis uit. Carla wilde voor de oorlog kapster worden, maar in de oorlog is ze als leerling verpleegster werken in het verpleeghuis Joodse Invalide aan het Weesperplein en later in het Nederlands-Israëlitisch Ziekenhuis aan de Nieuwe Keizersgracht 110.[4] Carla wordt vlak voor de ontruiming van het NIZ opgepakt en komt op 6 juli 1943 in Westerbork. Op 13 juli gaat zij op transport naar Sobibor. Kennelijk wordt ze daar als een van de weinigen geselecteerd om als 'Arbeitsjude' te werken. Dat is bijzonder, want vrijwel iedereen die in Sobibor aankomt is meteen vermoord. Ze houdt het een paar maanden vol, maar wordt bij de opstand in Sobibor in oktober 1943 doodgeschoten.

Op dat moment zijn moeder Belia en haar dochters Johanna en Fanny al vermoord in Auschwitz. 20 augustus komen ze in Westerbork en de volgende dag gaan ze in de trein naar Auschwitz, waar ze meteen vergast zijn.

Vader Salomon komt in Indië terecht in een krijgsgevangen kamp van de Japanners. Zijn rang is sergeant bij de infanterie.

Hij overleeft de oorlog en in keert terug naar zijn geboortestad Amsterdam. In 1947 hertrouwt hij met de weduwe Margaretha van Gils. Tussen 1947 en 1949 is Salomon weer actief tijdens de Indonesische onafhankelijkheid oorlog.

Als in 1949 Margaretha overlijdt, trouwt Salomon voor de derde keer in 1950 met Johanna Meersmans.[5]

Salomon is op een mij onbekende datum overleden.