Joodse school Utrecht
.

Bernhard Frenkel

In 1937 komen Bernhard en moeder Lucia vanuit Hannover naar Nederland. Een zus van vader Fritz heeft in Den Haag een pension waar ze gaan wonen. Vader Fritz blijft in Hannover om zijn winkels open te houden. Als de anti-joodse maatregelen in 1938 te erg worden, besluit hij ook naar Nederland te komen.[1]

Bernhard heeft een fijne tijd in Den Haag, hoewel hij het eerste jaar nog moeite heeft met de taal en met het hogere niveau van de Nederlandse scholen. Pas na de bezetting door de Duitsers wordt de situatie moeilijker voor het gezin. In september 1940 moeten alle niet-Nederlandse joden uit de kuststreek naar het binnenland verhuizen. Het gezin Frenkel gaat naar Utrecht waar ze in de Wittevrouwenstraat 38 bis gaan wonen. Ze wonen daar samen met een broer van vader Fritz en de vader van moeder Lucia. Op de Wittevrouwenstraat begint moeder Lucia, net als in Den Haag, een pension. Bernhard gaat naar de ULO in de Hamburgerstraat. Daar kan hij blijven tot september 1941, als joodse kinderen niet meer naar de reguliere scholen mogen gaan. Hij staat, ben 1942 ingeschreven als leerling van de 2e klas van de Joodse ULO:

Bernhard heeft maar een paar maanden op de Joodse school gezeten, want hij wordt begin februari 1942 betrapt als hij illegale blaadjes rondbrengt met daarin de uitgetypte teksten van Radio Oranje en de BBC. Bij het verhoor wordt hij geslagen, maar hij laat niet los waar die blaadjes vandaan komen. Omdat hij niet 'praat' worden zijn ouders ook 'verhaftet'.  Samen met Bernhard komen ze op 15 februari 1942 aan in Westerbork.

Als zij aankomen staat Westerbork nog onder leiding van de Nederlandse Marechaussee. Het kamp wordt enorm uitgebreid. Op de kaart van de Joodse Raad staat: 'Oude kampbewoners'.[2] Dat zijn mensen die al vroeg in de oorlog in Westerbork zaten en daar vaak 'onmisbare' baantjes hadden. Bijna twee jaar zitten Bernhard en zijn ouders in Westerbork.

De arbeidskaart van moeder Lucia [3]

Bernhard voelt zich schuldig dat hij, door niet te 'praten' ervoor gezorgd heeft dat zijn ouders ook naar Westerbork moeten. In de eerste periode dat Bernhard in het kamp zit werkt hij bij een boer in de omgeving. In juli 1942 nemen de Duitser de leiding van het kamp over. Bernhard gaat dan werken bij de registratie van nieuw aangekomen joden en daarna heeft hij een baantje als loopjongen. Als hij een opmerking maakt over de Duitsers, hoort Elisabeth Hassel-Müllender dat. Zij is de huishoudster en geliefde van kampcommandant Gemmeker. Bernhard komt in de strafbarak terecht. Van Gemekker krijgt hij de keus: of in zijn eentje naar Auschwitz of samen met zijn ouders naar Theresiënstadt. Hij kiest voor het laatste. Op 18 januari 1944 gaan ze met een normale personentrein naar Theresiënstadt. De situatie daar is een stuk slechter dan in Westerbork. 

Een paar maanden na hun aankomst in Theresiënstadt gaan ze, 28 september 1944, op transport naar Auschwitz. Günther Zilversmit die Bernhard kende uit zijn tijd in Den Haag, vertelt over hun aankomst in Auschwitz:[4]

'Voor mij in de line-up was mijn vriend Bernhard Frenkel. Voor hem stond zijn vader. We kregen de instructie dat wanneer we bij deze SS-officier kwamen, we onze leeftijd en ons beroep moesten geven. Ik hoor de heer Frenkel nog steeds zijn leeftijd (in de vijftig) en zijn beroep "Kaufmann" (zakenman) noemen. De arme man was slechts ongeveer 1,58 meter lang en werd naar de rechterkant gestuurd. Bernhard gaf zijn achttienjarige leeftijd "Autoschlosser" (automonteur) aan en werd naar links gestuurd.'

De vader van Bernhard wordt meteen na aankomst vergast. Bernhard wordt aan het werk gezet. Hij hoort van een kapo: 'Je bent hier in het Vernichtunglager Birkenau; er is hier maar één uitweg: door de schoorsteen. Hier moet iedereen werken tot hij omvalt.' Dankzij een bekende van Bernhard die in Kanada werkt, waar de bezittingen van de vermoorde mensen gesorteerd worden, krijgt hij betere kleding. Later gaat Bernhard naar het Arbeitslager Zborów. Daar worden verdedigingswerken gebouwd. De behandeling daar is wat beter dan in Auschwitz; zo heeft hij daar bijvoorbeeld een eigen strozak om op te slapen. In oktober 1944 maakt hij daar de bevrijding door de Russen mee. Via een opvangkamp in Lemberg komt hij in Moskou terecht. Hij wordt daar medisch onderzocht en krijgt betere kleding. Na 24 uur in Moskou vertrekt hij naar Moermansk in het hoge noorden van Rusland. Daar gaat hij per schip naar Engeland. Hij wil wraak nemen en wordt marinier in het Britse leger. Hij wordt in februari 1945 uitgezonden naar Nieuw Guinea (Irian Barat) en maakt in juni de landing mee op Borneo (Kalimantan). 

Als Japan verslagen is komen de Nederlanders weer aan de macht in het voormalige Nederlands Indië. Bernhard neemt dienst bij de Nederlandse mariniers. Tijdens de vrijheidsstrijd van de Indonesiers vecht hij aan Nederlandse kant. Daardoor verkrijgt hij de Nederlandse nationaliteit:[5] 

Terug in Nederland gaat hij naar een oom die de oorlog overleefd heeft. Daar hoort hij dat zijn moeder Lucia ook nog leeft en in hun oude huis in Den Haag woont. Bernhard neemt onmiddellijk een taxi en staat ineens voor haar: 'Ze heeft de hele straat bij elkaar geschreeuwd.'

Er valt in Nederland weinig te verdienen en Bernhard besluit naar de Verenigde Staten te emigreren. Begin 1950 vaart hij naar New York en reist hij door naar Cleveland waar familie van zijn moeder woont.[6]

Hij werkt daar als automonteur. Om staatsburger te worden van de VS, neemt hij dienst in het leger en wordt hij uitgezonden naar de Koreaanse oorlog. Zes maanden is hij in Korea. Zijn moeder schrijft een brief aan president Truman. Ze vraagt of hij niet naar het front hoeft, omdat hij als enige zoon zijn moeder moet onderhouden. Vanuit Korea wordt hij in Duitsland gelegerd. 

In 1961 is hij, inmiddels getrouwd, terug in de VS. Hij werkt een tijdje bij Ford, maar verdient te weinig om zijn vrouw en twee kinderen te onderhouden. Hij besluit weer het leger in te gaan. Hij wordt o.a. naar Vietnam uitgezonden.[7] Hij blijft tot zijn pensioen in 1991 in het leger.

Bernhard Frenkel in 1949

Op 80-jarige leeftijd, overlijdt Bernhard op 3 maart 2006.