Joodse school Utrecht
.

Vera Berberich

Vera is in 1927 geboren als dochter van Sally Berberich en Laura Löwe. Vader Sally is 'Polsterer', stoffeerder.[1] Het gezin woont in de Gartenstrasse 109 III.

Tussen 15 mei en 15 juni 1938 sterft vader Sally, als hij 47 is.[2]

Moeder Laura staat er alleen voor. Ze besluit met Vera te emigreren naar Nederland. Dat is joden alleen toegestaan als ze hun bezittingen verkopen en zij mogen vrijwel geen geld meenemen. Een na-oorlogs document laat zien dat zij bij de 'Landeszentralbank' hun deviezen hebben moeten inleveren.[3] 

In juni 1939 gaan Vera en haar moeder naar Nederland. Ze gaan bij een broer van moeder Laura, Julius Löwe wonen in de Mauritsstraat 17 in Utrecht.[4] Vera gaat naar de lagere school in de Hamburgerstraat 22. 

Een paar maanden na de bezetting haalt Vera nog haar zwemdiploma in zwembad de Kromme Rijn.[5] In diezelfde maand krijgt ze bericht dat ze vanaf 1 september niet meer naar haar school in de Hamburgerstraat mag. Ze zit ongeveer anderhalve maand thuis. Half oktober start de Joodse school en kan ze weer naar school. Erg lang zit ze niet op die school, want samen met haar moeder wordt ze op 11 februari 1942 ingeschreven in Westerbork. In die tijd staat dat kamp nog onder leiding van de Nederlandse Marechaussee. Vera en haar moeder zijn zogenaamde 'Alte Kampinsassen', oude kampbewoners. Dat zijn de, meestal Duitstalige, bewoners die de meeste baantjes in het kamp hebben. Op die manier verbleven ze vaak langer dan andere joden in Westerbork.

In Westerbork is een jongeren organisatie actief, de Schülerkreis. Hannelore Grünberg (de moeder van Arnon Grünberg) is daar lid van. Ze beschrijft de aankomst van Vera; 'In deze tijd kwam ook een transport aan van Duitse Joden uit Hilversum. Hierdoor kreeg ‘der Bund’ (zoals wij ons ook noemden) weer nieuwe leden, onder anderen Erika Herz, Jo Seelmann, Isabelle Wachenheimer, Vera Berberich en nog veel meer.'

De Alte Kampinsassen hebben ook andere privileges; zo zijn ze beter gehuisvest. Soms een klein huisje, soms een eigen kamer. Als het kamp voller wordt, raken ze die privileges vaak kwijt. Hannelore Grünberg: 'Een zeer ingrijpende maatregel, die de zo zeer benijdde privacy van ons alte Kampinsassen aantastte, was dat de families niet meer alleenbewoners van hun woninkje mochten blijven, maar het moesten delen met nog een gezin. Een gezin per kamer. Wij kregen in mijn kleine kamertje, dat ik tot nu toe alleen bewoond had, de familie Buchhalter: vader, moeder en Fritz. Naderhand verhuisden Fritz en zijn ouders en kwam Vera Berberich met haar moeder. Op verzoek van mama mocht mijn bed in hun kamertje staan en diende overdag als zitbank en ’s nachts sliep ik bij hen.'[6]

Vera Berberich is de tweede van rechts, met het afgewende hoofd [7] 

Vera en haar moeder blijven bijna twee jaar in Westerbork. Op 8 februari 1944 gaan ze op transport naar Auschwitz, waar ze bij aankomst vergast worden. 

De steen van Vera op het Nationaal Holocaust Monument.